Lakenlood of pinnelood, Johan Holle uit Bremen

Lakenlood of pinnelood van Johan Holle uit Bremen. Lakenlood fungeerde als zegellood en is een kwaliteitswaarborg voor een rol stof. Het lakenlood bestaat uit twee gegoten ronde schijven, verbonden door een lip of strip. De pin van de ene schijf paste in het gat in de andere schijf. Het lakenlood werd aan de betreffende rol stof geklemd, zoals linnen, laken of wol. Dit werd gedaan door de ‘waardijns’ (keurmeesters) als teken van de kwaliteit. En als aanduiding van de plaats waar de stof was gemaakt en wat voor type stof het was. Soms werd het ook staallood genoemd. Het uitgaande schip vervoerde als een van de weinige schepen exportartikelen als laken en wollen stoffen. Vondst uit VOC-scheepswrak ‘t Vliegend Hert, gezonken in 1735. Collectie RCE. Te zien in de vaste presentatie Ga mee naar zee, ruimte Handelen en Smokkelen.

Dit object is in 2000 opgedoken; met vondstnummer 2000 A0116

Locatie

B7B

Datum

2000

Informatie

Breedte

4 cm

Hoogte

5 cm

Diepte

0.9 cm

Gewicht

35.08 gram

Materiaal

lood

Objectnummer

MMZ18499

Vondstnummer

2000 A0166

Locatie

B7B

Datum

2000

Ontdek ook

Vaatje met een losse stop of prop, inhoud ongeveer 35 liter

Klein vaatje van hout met een losse stop of prop. Het vaatje is opgebouwd uit losse onderdelen en bestaat uit veertien duigen, waarvan er drie nieuw zijn. Ook aan de bodem en deksel zijn twee afzonderlijke nieuwe stukken hout toegevoegd. De kleine losse stop of prop is echt. Dat geldt ook voor de duig met het gat waarin de stop past. De inhoudsmaat is ongeveer 35 liter. Bij een wijnvat was deze inhoudsmaat bekend als de 'anker’. Dit stond gelijk aan 45 flessen. Vaten werden gebruikt als opslagmateriaal voor onder andere kruit en levensmiddelen zoals water, vlees, bier, gort en erwten. Aan boord van ’t Vliegend Hert werkten een opperkuiper, Jacobus de Grift, en een onderkuiper, Daniel de Volder. Beiden waren vatenmakers afkomstig uit Middelburg en hoorden bij de ambachtslieden aan boord. Zij zorgden voor het onderhoud van de vaten. Vondst uit VOC-scheepswrak 't Vliegend Hert, gezonken in 1735. Te zien in de vaste presentatie Ga mee naar zee, ruimte Bepakken en bemannen. Dit object is in 1993 opgedoken; met vondstnummer 93A0093 (onderdeel 18).

Loden kraag, met daarin een ijkteken met XXX, onderdeel van een krukgewicht

Een loden kraag van een krukgewicht. Op de platte schijf zijn een kruis, twee langwerpige ovalen tekens en twee rechthoeken te zien, met in het ene vierkant het ijkmerk XXX. Deze kraag, met zijn knopvormige extensie, zou passen in het midden van een gietijzeren gewicht. Maar dit gewicht en ook het handvat ontbreken. Krukgewichten hoorden bij de weeginstrumenten. Ze werden gebruikt voor het wegen van handelswaar of lading, die door opper- of onderkoopman Gijsbert de Vroe aangekocht zou worden in Batavia. De Vroe, afkomstig uit Goes, deed dit namens namens de Kamer van Zeeland van de VOC. Vondst uit VOC-scheepswrak 't Vliegend Hert, gezonken in 1735. Dit object is in 1989 opgedoken; met vondstnummer 0322/89.

Bot van een dier

Voor de lange zeereis werden allerlei victualiën (levensmiddelen) meegenomen. De victualiemeester had het beheer hierover. Denk bijvoorbeeld aan zo'n 16.200 pond vlees, zoals rund-, schapen-, kalfsvlees en ham. Dit vlees was gepekeld of geconserveerd in zout. Er ging dikwijls ook levende have mee aan boord. De dieren werden later geslacht. De victualiën werden vooral in vaten onderin het ruim in de achtersteven van het schip opgeslagen. De kok en zijn koksmaat moest de gehele bemanning van voeding voorzien. Dat deden ze door onder meer het vlees en spek te koken en er geregeld nieuw water erover te gieten om de grote hoeveelheid zout weg te spoelen. De gewone bemanning kreeg tweemaal per week pekelvlees of eenmaal per week spek bij de warme maaltijden. Vondst uit VOC-scheepswrak 't Vliegend Hert, gezonken in 1735. Dit object is in 1989 opgedoken; met vondstnummer 1297/89.